10

Ze had de telefoon in haar niet-gewonde hand gepakt. Hij leunde een stukje dichter naar haar toe om het gesprek te kunnen horen. Ze draaide zich naar de muur, met de telefoon dicht tegen haar oor gedrukt.

Wide nam een slok van de koffie met de sterkedrank. Hij had het tenslotte nodig. En er zou geen gelegenheid zijn om nog meer te drinken.

Twintig seconden later, langer had ze niet geluisterd en ze had zelf niets gezegd, stond de telefoon weer op zijn plek, opnieuw een onderdeel van het meubilair.

Hij vroeg zich af wanneer telefoons niet meer gewoon telefoons zouden zijn. Als je een bloemenvaas of een asbak voor een gesprek zou kunnen optillen, een laars in de hal, de staande lamp. Als alles was gekoppeld aan het eeuwige elektronische netwerk. Het zou niet lang meer duren. Boeddha, de hoogste god, zag eruit alsof hij het evengoed naar zijn zin had in het stroomcircuit van een computer als tussen de kroonbladeren van een bloem.

Ze zei niets.

‘Ja…’

‘Het was Georg.’

‘Hij vertelde wie hij was.’ Zijn toon was harder dan hij van plan was geweest. Zij was ook een slachtoffer.

‘Kon hij ons informatie geven?’

‘Integendeel, mag ik wel zeggen.’

Ze zweeg weer.

‘Nou?’

‘Ik weet eigenlijk niet of dit jou… eh… aangaat.’

‘Of het mij aangaat? Jij hebt mij gebeld.’

‘Natuurlijk. Het spijt me. Georg… Hij klonk geforceerd. Het eerste wat hij zei was dat ik hem niet mocht onderbreken. Hij had heel weinig tijd om te praten. Daarna zei hij dat hij zich niet kon losmaken van een zaak…’

‘Wanneer komt hij thuis?’

‘Daar heeft hij niets over gezegd.’

‘Je hebt het niet gevraagd.’

‘Dat wilde ik doen, maar toen had hij al opgehangen.’

Wide dacht na. Wat doen we nu? Had hij een dieper inzicht nodig in het leven van de familie Laurelius? Ze had immers gelijk, dit ging hem eigenlijk niet aan, meer dan het verband om hun hoofd hadden ze niet gemeen.

‘Hij wil me ontmoeten. Vanavond.’

Ze keek met een heldere blik naar Wide en was hem voor.

‘Ja, ik weet het, maar ik heb niet kunnen vragen waar…’

‘Zei hij waar? Wanneer?’

‘Hij praatte snel, maar hij herhaalde het adres. Het is een club, of een bar, hij gaat er soms naartoe met zijn… zijn zakenrelaties.’

 

In de auto naar de stad keek ze recht voor zich uit. De Säröleden lag als een slapende slang in de zon, er reden weinig auto’s. Ze draaide de zonneklep niet naar beneden. Haar ogen leken niets te zien.

Ze was geen mooie vrouw als je uitging van het traditionele schoonheidsideaal. Maar ze was aantrekkelijk, attractief, onder andere omstandigheden… Hij dacht dat ze nog steeds prettig gezelschap zou zijn.

Ze had een gezicht dat lang jong zou blijven. Hij geloofde niet dat ze het type was om een facelift of zo te nemen. Ze was lang, met hooggehakte schoenen zou ze een stuk langer zijn dan hij, maar als ze achter hem stond zou ze bijna helemaal verdwijnen, er zou maar een klein stukje van haar zwarte haar boven zijn hoofd uitsteken.

Hij vond haar pagekapsel mooi. Ze had het verband afgedaan. Hij vond haar aantrekkelijk, met het smalle gezicht met de ver uit elkaar staande ogen, de lange hals met de fijne, lange, verticale rimpels, en de make-up die ze zo zorgvuldig had aangebracht dat het onzichtbaar was.

Hij had gewacht terwijl zij douchte. Ze was maar even in de badkamer gebleven en toen ze naar beneden kwam, droeg ze een lichte jurk die perfect leek voor de temperatuur.

Was het aangeboren? In welke situatie dan ook, in welke toestand dan ook, vrouwen vonden met een volkomen vanzelfsprekend gemak hun stijl terwijl mannen leken te stuntelen met bokshandschoenen aan en een blinddoek voor. Het fascineerde hem.

Wide zou zich nooit prettig voelen in de wereld waarin hij zich nu bevond. Te veel snel geld, een huis gevuld met dingen die in één keer waren gekocht, niets leek gepolijst door de tijd. Hij had gedacht een bepaalde soberheid te zien, die niet overeenstemde met de bruisende kleuren van de gordijnen en de muren en de bar in een van de kamers beneden.

Hij had de deuren gezien terwijl hij wachtte, en had in de kamer aan het andere eind van de gang gekeken. Een tienerkamer, als hij de kleuren van de vloer en muren goed had geïnterpreteerd, een meisjeskamer, veel lichtblauw en witte knuffels die allemaal terugkeken toen hij zijn hoofd om de hoek van de deur stak. Een opgemaakt bed, de hele kamer leek opgemaakt, als de stilte na een storm. Ziet Elsa’s kamer er over drie of vier jaar ook zo uit? Hij vond die gedachte niet prettig.

‘Je… dochter?’

Ze schrok. Iets wat hij niet hoefde te weten?

‘Waar is ze?’

‘Jeanette maakt een taalreis… naar Engeland. Bournemouth.’ Ze had weggekeken, naar de open deur van de meisjeskamer.

‘Godzijdank,’ zei ze.

 

Ze reden naar de stad, de Per Dubbsgatan richting Sahlgrenska-ziekenhuis lag er verlaten bij. Wide zag de zwarte vette damp van het asfalt opstijgen naar de gebouwen. Hij sloeg rechts af naar de ingang van de Eerste Hulp. Ze wilde niet naar binnen.

‘Ik overleef het wel.’

Hij trommelde met zijn vingers op het stuur, keerde en reed de heuvel af naar zijn flat.

 

Sven Holte bleef thuis, dat was ongewoon maar gebeurde soms. Hij dacht eraan dat het goed was om alleen te zijn. Het zou heel moeilijk zijn geweest om alles geheim te houden als hij voortdurend iemand anders om zich heen had.

Holte liep drie rondjes door het appartement, ging achter zijn bureau zitten en voelde de hitte door het raam heen. Hij zweette, dat verdomde zweten hield maar niet op en hij merkte dat zijn greep verslapte toen hij de telefoon oppakte. Hij wachtte, vier signalen, vijf. Hij dacht, maar wist niet waaraan.

‘Ja?’

‘We moeten elkaar snel zien.’

Hij hoorde de stilte heel duidelijk. En iets anders. De hoorn rook naar tabak, haarwater, zweet.

‘Als het absoluut noodzakelijk is.’

‘Denk je dat het dat niet is?’

‘In dit geval? Twee procent is een acute situatie, maar geen noodgeval.’

‘Het zou… prettig zijn om erover te praten.’

‘Soms is het beter om achterover te leunen en af te wachten.’

‘We moeten bij elkaar komen.’

‘Nee.’

‘Het is echt nodig.’

‘Ik neem contact met je op.’

Sven Holte bleef met de plotselinge stilte in zijn hand zitten. Buiten hoorde hij een groep mensen luid pratend langslopen, het geluid zocht zich een weg door het gesloten raam, maar hij kon de woorden niet onderscheiden.

 

Het briefje zat vastgeplakt op de voordeur van de flat. Niet opnieuw, dacht hij toen hij de trap op was gelopen. Omdat je niet thuis was zoals we hadden afgesproken, hebben Melker en ik de kinderen naar mijn moeder gebracht. Bedankt voor je hulp.

Ze schreef met dezelfde nonchalante bekwaamheid als ze alles deed. De mededeling kwam over, ze was er goed in om veel tussen de regels door te zeggen.

Er kwam weer irritatie op. Hij zag voor zich hoe ze tegen de deur geleund stond, haar pen pakkend en snel en vastbesloten schreef. Hoe de trage Melker met zijn eigenaardige glimlachje… wat een naam, had ze hem bewust uitgezocht?… hoe hij naast haar had gestaan en aarzelend zijn gewicht van de ene voet op de andere had verplaatst, als een middenafstandsloper voor een startschot dat nooit kwam. Hoe ze daarna weggebeend waren met de kinderen.

Hij had een koude angst gevoeld toen het menens bleek te zijn.

‘Een scheiding. Je wilt onze kinderen toch een goede start in het leven geven?’

‘Dat is precies wat ik ze wil geven. Een nieuwe start. Hier worden ze zenuwachtig. Heb je Jons gezicht gezien?’

‘Kun je wat minder hard schreeuwen? Wie is de oorzaak dat ze zo gespannen zijn?’

‘Jij. Tijdens de paar uur die je thuis bent.’

‘Het gaat dus om mijn werk?! Daar heb je niets over gezegd toen we op vakantie gingen. En je leren jack is fijn om te dragen, nietwaar?’

Het was kinderachtig, hij wist hoe hol hij klonk, als een stakker die elke realiteitszin kwijt was. Wanhopig, hij werd heel gemakkelijk wanhopig.

‘Het gaat om jou en mij, en om dat daar.’

Ze had naar de vijf flessen op het bureau in de kamer gewezen. Hij had ze daar altijd staan, een sociale drinker bij feestelijke gelegenheden, hier werd de drank niet verstopt.

‘Je hebt lang geleden je keuze gemaakt, Jonathan.’

‘Je weet dat ik ben gestopt…’

‘Gisteren was dus de laatste terugval?’

Wat antwoordde je op zoiets? Een beetje wijn, dat is toch niet erg? Hij vond op dit moment niet eens de meest armzalige woorden.

‘De kinderen zijn nu zo groot dat ze het merken.’

‘Vraag het aan Elsa. We hadden het hartstikke gezellig…’

‘Jij had het gisteravond hartstikke gezellig, Jonathan. Alle anderen hadden het absoluut niet naar hun zin.’

‘Dankjewel.’

 

Hij serveerde Lea Laurelius een kop koffie in de geruïneerde omgeving die zijn thuis vormde.

‘Dankjewel.’

‘Tja, je ziet wel dat ik hetzelfde bezoek heb gehad.’

Wide maakte een onbestemd gebaar naar de chaos in de zitkamer.

‘Ik zie het. Wat is er gebeurd?’

‘Ik denk dat jij een paar antwoorden kunt geven. Of je man.’

‘Georg? Heeft dit allemaal met hem te maken?’

‘Misschien is dat een naïeve vraag?’

‘Ja.’ Ze had haar kop koffie nog niet aangeraakt. Er zat deze keer geen cognac in.

‘Hij heeft hier misschien mee te maken.’

‘Kun je proberen iets duidelijker te zijn? Jij weet misschien meer dan ik.’

‘Ik werd bang toen ik wakker werd en… en gewond was, en het huis…’

‘Waarom heb je je man niet gebeld? Hij moet toch een kantoor hebben? Of meerdere kantoren?’

‘Dat heb ik geprobeerd, maar ik kreeg hem niet te pakken.’

‘Is dat niet vreemd? Hij zal toch wel een secretaresse hebben?’

‘Zoals ik al zei werd er niet opgenomen.’

‘Wat deed je daarna?’

‘Ik belde jou.’

‘Waarom een kleine, onbeduidende privédetective? Je hebt toch vrienden? Familie?’

‘Ik dacht dat jij beter zou zijn, snap je… Iemand…’

‘Iemand die zich in de onderwereld begeeft? Gaat het daarom? Onenigheid in de onderwereld?’

‘Wat bedoel je? Is dat een hint dat…’

‘Het is meer dan een hint. Ik denk dat je echtgenoot Georg bezig is met een louche zaak boven op al zijn andere louche zaakjes en dat de situatie heel erg uit de hand loopt of al heel erg uit de hand is gelopen, dat denk ik.’

Ze keek nu banger dan ooit, en Wide geloofde niet dat dat was omdat hij harder was gaan praten. Ze begon iets te zeggen, maar er kwam alleen een zwak gekras uit haar halfopen mond.

Ze slikte en deed een nieuwe poging.

‘Er is… Er is inderdaad iets misgegaan. Georg heeft de laatste tijd contact met een paar onfrisse types. De zaken gaan heel slecht de laatste tijd.’

Er was in elk geval één artikel dat stil zakendoen vereiste. Het vereiste ook bijzondere pirouettes op een soms heel slap koord. Göteborg was in korte tijd een transitstad geworden, het zware spul was gearriveerd. Een deel ervan bleef hangen.

‘Ik denk dat je man van het koord gevallen kan zijn.’

‘Wat? Wat bedoel…’

‘Ik geloof dat hij zich bezighoudt met drugs. Misschien cocaïne, misschien wiet, nee, dat niet, misschien heroïne, het nieuwe succesnummer in Göteborg. Of crack of smack of zoiets.’

Hij las in haar ogen dat hij gelijk had. Of dat ze hetzelfde had gedacht.

‘Dat kan niet waar zijn. Georg handelt in onroerend goed.’

‘Dat maakt hem alleen extra verdacht.’

‘Meen je dat serieus?’

‘De onroerendgoedbron is opgedroogd, dus moeten er nieuwe bronnen aangeboord worden.’

‘En narcotica… Zou dat zo’n bron kunnen zijn?’

‘Je hoeft niet diep te gaan om voor altijd vast te zitten. Helemaal niet diep.’

 

Aan het eind van de jaren tachtig had de stad drie bekende heroïnegebruikers gehad. Het was beheersbaar geweest, als een regel met duidelijk begrensde uitzonderingen. In 1990 werd er drie ons heroïne in beslag genomen in Göteborg. Het jaar erna vond de politie 1,2 kilo. Het was een kleine berg, die groeide. De top van een heel koude ijsberg.

In de wijk Västra Frölunda was de bruine heroïne om te roken nu in de aanbieding. De helft van de prijs vergeleken met het centrum van Göteborg: het veroorzaakte al snel nieuwe heroïnegebruikers tussen de flatgebouwen van het miljoenenprogramma.

Wie wilde geen voordeeltje behalen?

Ook dat was beheersbaar. De bruine kristallen werden op aluminiumfolie gelegd, en die hoefde je dan alleen op te warmen. Het was eenvoudig, de gebruikers konden de dampen inhaleren… op draken jagen… zo werd het inhaleren genoemd, het moderne Zweeds raakte steeds meer doordrenkt van drugsmetaforen.

De bruine heroïne was een voordelige variant, het eersteklas witte spul voor in de aderen kostte meer dan twee keer zoveel. Maar het effect was in het begin hetzelfde, leegte en kalmte en warmte zonder gezeur. Een betere wereld.

Na een tijdje kwam het gezeur terug. Terwijl verslaafden aan een andere drug met goederen konden betalen, moesten degenen die heroïne wilden met contant geld betalen. Geld dat verslaafden niet hadden. Ze moesten het ergens vandaan halen, met meer of minder gebruik van geweld.

Gedurende de afgelopen jaren had de politie in Göteborg meer dan honderd heroïnedealers opgepakt. Tegelijkertijd verhevigden de dealers hun zoektocht naar nieuwe klanten. Terwijl het vroeger nog ging om grammen, werd het nu de gewoonte om het spul per ons te kopen.

Maar de heroïne had niet de plaats van iets anders ingenomen. Het drugsmisbruik in Göteborg nam toe, op alle fronten en met alle soorten. Het was een situatie waarin degenen die sterk en snel waren een marktaandeel konden veroveren.

Die groei vond bijvoorbeeld plaats tussen de bosjes naast het Kulturhuset in Västra Frölunda. Drie zestienjarigen: twee jongens, van wie één een baseballcap droeg en een blikje licht bier opentrok. Het meisje in het gezelschap was de enige die normaal gesproken rookte; ze had lucifers en verwarmde de heroïne nu voorzichtig. Het was haar eerste keer, maar een van de jongens had het eerder geprobeerd. Het was lekker geweest.

Ze inhaleerden de dampen om de beurt, eerst voelde het meisje niet zoveel maar daarna voelde het heerlijk, in plaats van de hitte die de hele tijd kriebelde en brandde en al het zweet, werd ze nu als het ware een onderdeel van de warmte, het was fijn om te gaan zitten en naar het Frölundaplein en tramlijn twee te kijken en niet de hele tijd het verlangen te voelen om op de tram te stappen en naar de stad te gaan.

Heerlijk.

Allen die gestorven zijn
titlepage.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_000.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_001.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_002.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_003.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_004.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_005.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_006.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_007.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_008.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_009.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_010.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_011.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_012.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_013.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_014.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_015.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_016.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_017.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_018.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_019.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_020.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_021.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_022.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_023.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_024.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_025.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_026.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_027.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_028.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_029.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_030.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_031.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_032.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_033.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_034.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_035.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_036.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_037.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_038.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_039.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_040.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_041.xhtml